zwirrelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwirrelen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈzʋɪ.rə.lə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɪ.rə.lə(n)/
- (Limburg): /ˈzwɪ.rə.lə(n)/
Woordafbreking
- zwir·re·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit zwieren met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwirrelen |
zwirrelde |
gezwirreld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zwirrelen
- inergatief fladderend dwarrelen
- De gewonde stormvogels bleven zwirrelen boven zijn lakenen terwijl hun aanklepperend vlerkengeruisch hem telkens deed gillen en schreeuwen van afgrijzen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'zwirrelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwirrelen' herkend door:
5 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- De Oude Waereld. Querido
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.