zwerm
![](../I/m/Blackbird-sunset-03.jpg)
Een zwerm vogels.
Nederlands
Woordafbreking
- zwerm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwerm | zwermen |
verkleinwoord | zwermpje | zwermpjes |
Zelfstandig naamwoord
zwerm m
- een grote groep gezamenlijk op- en rondtrekkende personen, dieren of zaken, gewoonlijk vogels of insecten
- Onze oogst werd opgevreten door een zwerm sprinkhanen.
Hyponiemen
- bijenzwerm, bromzwerm, kwallenzwerm, meteorenzwerm, spreeuwenzwerm, vogelzwerm
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwermen |
zwerm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwermen
- Ik zwerm.
- gebiedende wijs van zwermen
- Zwerm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwermen
- Zwerm je?
Gangbaarheid
- Het woord zwerm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwerm' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /zwærm̩/ (Etsbergs)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.