zwakzinnig
Nederlands
Woordafbreking
- zwak·zin·nig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zwak van verstand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1909 [1]
- Samenstellende afleiding van zwak en zin met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zwakzinnig | zwakzinniger | zwakzinnigst |
verbogen | zwakzinnige | zwakzinnigere | zwakzinnigste |
partitief | zwakzinnigs | zwakzinnigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zwakzinnig
- niet goed bij het verstand, minderbegaafd
Gangbaarheid
- Het woord zwakzinnig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwakzinnig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.