zult

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zult    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɵlt/
Woordafbreking
  • zult
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoofdkaas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1446 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zult
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zult m

  1. een van de kop van het varken vervaardigd gerecht, meestal enigszins zuur
    • Ik hou niet van zure zult. 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
zullen

zult

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van zullen
    • "Je zult", "ge zult" en "u zult" zijn alledrie goed Nederlands. 
vervoeging van
zulten

zult

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zulten
  2. gebiedende wijs van zulten

Gangbaarheid

  • Het woord zult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.