zintuiglijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zin·tuig·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zintuiglijkzintuiglijkerzintuiglijkst
verbogen zintuiglijkezintuiglijkerezintuiglijkste
partitief zintuiglijkszintuiglijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

zintuiglijk [1]

  1. betrekking hebben op de zintuigen
    • Bea Schreurs is vrijwilliger voor de gehandicapte sporters in Rijssen. Elke maandag vertrekt deze badjuf van beroep rond etenstijd van het ene zwembad om net na etenstijd op het andere zwembad weer het water in te springen en daar de vrijwilligers te begeleiden die met de lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten zwemmen.[2] 
  1. van waarnemingen dat deze gedaan worden door de zintuigen
    • Intussen had hij tot zijn verbazing vastgesteld dat de beslissing van de Asser synode in 1926 dat de slang in het paradijs „zintuiglijk waarneembaar” had gesproken, het gewone Bijbelonderzoek in gereformeerde kring blokkeerde.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
  • bovenzintuigelijk, buitenzintuigelijk
Afgeleide begrippen
  • zintuigelijkheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zintuiglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.