zeloot
Nederlands
Woordafbreking
- ze·loot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ijveraar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeloot | zeloten |
verkleinwoord | zelootje | zelootjes |
Zelfstandig naamwoord
zeloot m [3]
- iemand die zich met enig fanatisme voor een bepaalde, vaak religieuze, zaak inzet
- Van die zeloten kun je geen verdraagzaamheid verwachten.
Hyponiemen
- euro-zeloot
Gangbaarheid
- Het woord zeloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zeloot' herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.