zelfbeheersing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·be·heer·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het in toom houden van zijn gevoelens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1801 [1]
  • samenstelling van  zelf   en  beheersing  
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbeheersing
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zelfbeheersing v

  1. het in bedwang houden van eigen gevoelens, zoals emoties of kwaadheid.
    • Hij heeft als het er op aankomt geen zelfbeheersing. 
  1. de beheersing van het eigen gedrag
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zelfbeheersing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.