zeispreuk
Nederlands
Woordafbreking
- zei·spreuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zei ww en spreuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeispreuk | zeispreuken |
verkleinwoord | zeispreukje | zeispreukjes |
Zelfstandig naamwoord
zeispreuk v/m
- een apologisch gezegde met zelfspot, vaak in de vorm van een bekend gezegde met een ironische toevoeging waarin het woord zei voorkomt
- «"Kruis of munt" zei de non en trouwde de bankier» is een zeispreuk.
Gangbaarheid
- Het woord zeispreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zeispreuk' herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.