woordloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woord·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen woordlooswoordlozerwoordloost
verbogen woordlozewoordlozerewoordlooste
partitief woordlooswoordlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

woordloos

  1. zonder te spreken, zwijgend
    • Heb je geld? Ik knik, woordloos. [1]
  1. zonder tekst
    • Het bijzondere echter van zijn stripverhalen is dat ze geen plot hebben maar simultane associaties zijn met een filmisch verloop en dat zij zo krachtig werken juist omdat zij woordloos zijn. [2]
  1. niet in taal uit te drukken
    • Brakmans vertellers proberen de oorspronkelijke eenheid tussen moeder en kind in woorden te vatten, maar die eenheid is woordloos. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord woordloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.