woordloos
Nederlands
Woordafbreking
- woord·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | woordloos | woordlozer | woordloost |
verbogen | woordloze | woordlozere | woordlooste |
partitief | woordloos | woordlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
woordloos
- zonder te spreken, zwijgend
- Heb je geld? Ik knik, woordloos. [1]
- zonder tekst
- Het bijzondere echter van zijn stripverhalen is dat ze geen plot hebben maar simultane associaties zijn met een filmisch verloop en dat zij zo krachtig werken juist omdat zij woordloos zijn. [2]
- niet in taal uit te drukken
- Brakmans vertellers proberen de oorspronkelijke eenheid tussen moeder en kind in woorden te vatten, maar die eenheid is woordloos. [3]
Gangbaarheid
- Het woord woordloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'woordloos' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Meulenbelt, A. De schaamte voorbij. Een persoonlijke geschiedenis. 21e druk (1988) Van Gennep, Amsterdam; ISBN 9060127617; p. 102; geraadpleegd 2016-04-22
- Moerbeek, T. "Striptease. Het beeldgedicht" in: Tirade. 362 jrg. 40 nr. 1 (januari/februari 1996) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p.9; geraadpleegd 2016-04-22
- Vervaeck , B. "De taal der engelen. Het smeuïge praten van Willem Brakman" in: De Revisor. jrg. 17 nr. 5 (oktober 1990) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam; p. 77; geraadpleegd 2016-04-22
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.