wonde

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  wonde    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈʋɔn.də/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞ɔn.də/
    • (Limburg): /ˈwɔn.də/
Woordafbreking
  • won·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wonde wonden
verkleinwoord wondje wondjes

Zelfstandig naamwoord

wonde v/m

  1. (Vlaanderen en Limburg) een beschadiging in of aan het lichaam
    • Door zijn val had hij een diepe wonde in zijn been. 
Synoniemen
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • een wonde toebrengen
kwetsen
  • Den vinger op de wond ( of een wonde plek) leggen
  • Tijd heelt alle wonden
door het verloop van tijd worden herinneringen zwakker en de erge/verdrietige/zware/kwaadmakende dingen minder erg
  • Zachte heelmeesters maken stinkende wonden
een grondige oplossing is beter dan doormodderen of het voorzichtig aanpakken, ook al is hij pijnlijk
Vertalingen
    1. een beschadiging in of aan het lichaam   

Bijvoeglijk naamwoord

wonde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van wond

Gangbaarheid
  • Het woord wonde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen
  1. wonde op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.