wirwar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wir·war
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dooreenwarreling’ voor het eerst aangetroffen in 1820 [1]
  • samenstelling van  wir   en  war   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wirwar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

wirwar m

  1. ordeloos, chaotisch onontwarbaar geheel
    • Het stadshart, met zijn wirwar van straatjes, is goed bewaard gebleven doordat Crema zich altijd buiten de stadsmuren heeft uitgebreid. 

Gangbaarheid

  • Het woord wirwar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.