windhoos
Nederlands
Woordafbreking
- wind·hoos
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wind zn en hoos zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | windhoos | windhozen |
verkleinwoord | windhoosje | windhoosjes |
Zelfstandig naamwoord
windhoos v/m [2]
- heftige wervelwind die maar kort duurt, maar veel schade kan aanrichten
- Een windhoos heeft in Zwitserland een treinwagon uit de rails geblazen. Het ongeluk gebeurde ten noorden van het dorp Lenk in Berner Oberland. De wagon is op zijn kant naast het spoor terechtgekomen en er zijn acht gewonden gevallen. Maar de burgemeester van Lenk, René Müller, zei dat het naar omstandigheden goed is afgelopen.[3]
- De Limburger beleefde halverwege de sessie een opvallend moment, toen hij even zomaar van de baan schoot. Waarschijnlijk lag dat aan een windhoos, al maakte Verstappen over de teamradio ook melding van problemen met de banden.[4]
Gangbaarheid
- Het woord windhoos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'windhoos' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- windhoos op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 03 jan. 2018
- de Telegraaf 21 okt. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.