windbuks
Nederlands
windbuks met CO2 capsule
Woordafbreking
- wind·buks
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wind zn en buks zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | windbuks | windbuksen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
windbuks v/m [1]
- een geweer waarbij de kogel door expansie van een gecomprimeerd gas naar buiten wordt geduwd
- Een 47-jarige man heeft woensdagmiddag vanuit zijn huis in Melick (Limburg) met vermoedelijk een windbuks geschoten op voorbijgangers. Drie mensen werden getroffen en raakten lichtgewond, maakte de politie bekend. Twee gewonden zijn ter controle naar het ziekenhuis gebracht.[2]
- Een 32-jarige uitbaatster van een café in Roermond is woensdag opgepakt omdat het personeel van de zaak stroomstootwapens binnen handbereik had. De politie vond drie van zulke wapens. In de kelder bleek ook nog een windbuks te liggen.[3]
Synoniemen
- luchtdrukgeweer, luchtbuks, luchtgeweer
Gangbaarheid
- Het woord windbuks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'windbuks' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 26 jun. 2013
- de Telegraaf 07 feb. 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.