werktijd
Nederlands
Woordafbreking
- werk·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk ww en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werktijd | werktijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
werktijd m
- (beroep) tijd die aan het werk wordt besteed
- Werknemers willen het liefst thuiswerken of zelf hun werktijd indelen om hun baan met de zorg voor het gezin te kunnen combineren.[1]
Gangbaarheid
- Het woord werktijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werktijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.