werkbezoek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkbezoek werkbezoeken
verkleinwoord werkbezoekje werkbezoekjes

Zelfstandig naamwoord

werkbezoek o

  1. een bezoek van een staatshoofd aan een ander land op uitnodiging van de ministers van dat land (en dus niet door het staatshoofd van dat ontvangende land)
  2. een reis gemaakt voor het werk waarbij vaak het nuttige en het aangename wordt gecombineerd
    • Of kijk naar de N35, het ‘karrespoor’ tussen Zwolle en Twente dat vaak vol staat en waar al 450 miljoen aan rijksgeld aan is besteed. VVD-Kamerlid Barbara Visser stelde al twee keer Kamervragen. Bolk belt nogal eens met Visser. „Zeg ik: Kom Barbara, we moeten echt wat aan die N35 doen.” Op het feest begroet hij haar met een kus. Eerder was minister Melanie Schultz van Haegen, op een werkbezoek bij Bolk, op de staat van de N35 gewezen. [1] 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord werkbezoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Annemarie Sterk Carola Houtekamer NRC 18 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.