wentelaar

Nederlands

wentelaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·te·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wentelaar wentelaars
verkleinwoord wentelaartje wentelaartjes

Zelfstandig naamwoord

wentelaar m [1]

  1. (vissen) Siluridae meerval, wels
    • Tot mijne verbazing herkende ik dezen visch, uit alle teekenen, voor den Silurus anguillaris Linn. (eene met onzen wels of wentelaar zeer naauw verwante soort) die in het sijstema der natuurlijke historie, als een bewoner van den Nijl opgegeven wordt. [2] 
    • Een wentelaar in slijk, besproeid met Bacchus bloed; [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'wentelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806(1916)–E.C. Godée Molsbergen Verblijf bij den Beetjuanen-stam der Maatjaping aan de Rivier Kuruhman.1)
  3. Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen De Veldslag bij Waterloo en Dichtproeven, door Vincent Loosjes. Te Haarlem, bij A. Loosjes, Pz. 1817. In gr. 8vo. VI en 135 Bl. f 2-8-:
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.