weledel
Nederlands
Woordafbreking
- wel·edel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wel bw en edel bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | weledel | weledeler | weledelst |
verbogen | weledele | weledelere | weledelste |
partitief | weledels | weledelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
weledel [1]
- aanspreekvorm ter aanduiding dat iemand door afkomst of functie een hoog maatschappelijk aanzien geniet
- En ziet, daar was de weledel hooggeboren Tjeenk Willink. Hij kwam, zag en nam een adempauze. Terecht, mijns inziens. Kort geleden profeteerde hij: ik wil de partijen helpen zelf conclusies te trekkenBravo hooggeleerde, en hoe trekken partijen dan conclusies als u met de Grote Adempauze begint?[2]
- Met een welhaast satanisch genoegen springen we en masse op dergelijke uitglijders van de weledele heer T.[3]
Afgeleide begrippen
- weledelgeboren, weledelgeleerd, weledelgeleerde, weledelgestreng, weledelzeergeleerd, weledelzeergeleerde
Gangbaarheid
- Het woord weledel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'weledel' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant 17 juni 2017
- Volkskrant Cristel van de Ven is partner bij Factor Vijf Organisatie-ontwikkeling 1 juni 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.