weger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van wegen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord weger wegers
verkleinwoord wegertje wegertjes

Zelfstandig naamwoord

weger m [2] [3] [4]

  1. (beroep) iemand wiens beroep het is te wegen
  2. (gereedschap) instrument om mee te wegen
Hyponiemen
  • balkweger, briefweger, brievenweger, krentenweger, melkweger, postpakketweger, vochtweger
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
wegeren

weger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegeren
    • Ik weger. 
  2. gebiedende wijs van wegeren
    • Weger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegeren
    • Weger je? 

Gangbaarheid

  • Het woord weger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.