weerspreken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weer·spre·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weerspreken
weersprak
weersproken
klasse 4 volledig

Werkwoord

weerspreken [1]

  1. tegenspreken (indien het om een persoon gaat)
    • De getuige gaf aan dat de verdachte dronken was. Dit weerspreekt de verdachte met klem 
  1. in tegenspraak zijn met, onverenigbaar zijn met (abstract begrip)
    • Dit weerspreekt de theorie dat de oceanen zich zouden hebben gevuld met water als gevolg van de inslag van ijskometen na het ontstaan van de aarde 
Afgeleide begrippen
  • weerspreking
Verwante begrippen
  • wederspreken

Gangbaarheid

  • Het woord weerspreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.