weeghaak

Nederlands

weeghaak
Uitspraak
Woordafbreking
  • weeg·haak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weeghaak weeghaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

weeghaak m [1]

  1. deel van een weegtoestel waaraan men het te wegen object kan hangen
    • De biceps is te smal voor een jochie van vier jaar en negen maanden. Jean-Pierre is ondervoed. Zijn moeder trekt hem zijn kleren uit. Hij wordt in een blauwe draagzak gehesen en aan een weeghaak gehangen: 11,5 kilo. 'Nee', zegt iemand, 'dit is niet normaal.' Jean-Pierre zegt niets. Zijn ogen worden steeds groter. [2] 
    • “De harten lagen uitgesneden naast de tongen, de koppen werden per kilo verkocht, en de ogen die je aankeken vanaf de koperen schaal die aan de hunsel bungelde – zo werd de handzame weeghaak door mijn grootvader genoemd, een verbastering van het woord ‘unster’ – stonden star alsof er diep werd nagedacht voorbij de grenzen van de overal aanwezige dood, een dood die dichter bij het leven stond dan alles wat ik, die nooit een oorlog heb meegemaakt, in mijn leven heb gezien.” [3] 
Synoniemen
  • unster, veerbalans, veerunster

Gangbaarheid

  • Het woord weeghaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.