washuis

Nederlands

washuis 1946 Amsterdam
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord washuis washuizen
verkleinwoord washuisje washuisjes

Zelfstandig naamwoord

washuis o

  1. een publieke gelegenheid waar mensen hun was kunnen doen
    • De eerste Russische kustvaarders worden in december in de haven van Puttershoek verwacht. Tientallen schepen zullen tot 2009 afmeren aan de loswal langs de Oude Maas en de complete fabriek, installaties, het complete washuis en het snijmolenstation, overbrengen. [1] 
    • Midden in het woonblok stond een bad- en washuis, waren er twee goederenliften en had elke woning centrale verwarming en een stortkoker voor keukenafval. [2] 
Synoniemen
  • wasinrichting

Gangbaarheid

  • Het woord washuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 21-11-2007 Fabriek Puttershoek verhuist naar Rusland
  2. Reformatorisch Dagblad 04-09-2012 Monument volkshuisvesting gerenoveerd
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.