vorderen
Nederlands
Woordafbreking
- vor·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vorderen |
vorderde |
gevorderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vorderen
- ergatief vooruitgang boeken
- Het werk was die dag flink gevorderd.
- overgankelijk dwingend iets opeisen
- Alle radio's werden door de bezetter gevorderd.
Hyponiemen
- afvorderen, bevorderen, invorderen, navorderen, opvorderen, terugvorderen, uitvorderen, vervorderen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vorderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vorderen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.