voortplanting
Nederlands
Woordafbreking
- voort·plan·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van voortplanten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voortplanting | voortplantingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
voortplanting v [1]
- het voortplanten of zich voortplanten (ook (seksualiteit), (telecommunicatie), (natuurkunde))
Verwante begrippen
- voortteling
Hyponiemen
- foutvoortplanting, geluidsvoortplanting
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord voortplanting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voortplanting' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.