voorliggen
Nederlands
Woordafbreking
- voor·liɡ·ɡen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor bw en liggen ww [1], [2] misschien ook onder invloed van Duits vorliegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorliggen |
lag voor |
voorgelegen |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
voorliggen
- onovergankelijk vergeleken met anderen verder gevorderd zijn, een voorsprong hebben, een plaats hebben waar iets anders achter ligt
- Dat ze halverwege voorliggen wil nog niet zeggen dat ze de race ook zullen winnen.
- onovergankelijk (figuurlijk) ter behandeling voorgelegd zijn, onder ogen komen
- De plannen die nu voorliggen zijn veel te duur.
Gangbaarheid
- Het woord voorliggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.