vogelkooi
![](../I/m/Birdcage.jpg)
1. vogelkooi voor het houden van vogels binnenshuis.
Nederlands
Woordafbreking
- vo·gel·kooi
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vogel en kooi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogelkooi | vogelkooien |
verkleinwoord | vogelkooitje | vogelkooitjes |
Zelfstandig naamwoord
vogelkooi v/m [1]
- kooi waar een vogel in verblijft wanneer deze als huisdier wordt gehouden. De kooi voorkomt het wegvliegen van de vogel.
- Frans liet onder meer twee honden na, twee kippen, twee konijnen, een kat, een lege vogelkooi, een verscheurde wereldkaart, een plastic beer, een mijnwerkershelm, drie defecte tv's, duizenden oude boeken en een reddingsboei. Zijn boeken gaan naar de familie. Henk zorgt voorlopig voor de beesten. De kans bestaat echter dat hij volgende week op straat staat, want hij woonde er illegaal. In dat geval gaan de honden naar de buurvrouw. De reddingsboei zal hoogstwaarschijnlijk bij het vuilnis belanden, daar waar Frans hem ooit had gevonden. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vogelkooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vogelkooi' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.