vleier
Nederlands
Woordafbreking
- vlei·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleier | vleiers |
verkleinwoord | vleiertje | vleiertjes |
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van vleister
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vleieren |
vleier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vleieren
- Ik vleier.
- gebiedende wijs van vleieren
- Vleier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vleieren
- Vleier je?
Gangbaarheid
- Het woord vleier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vleier' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.