viser

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • vi·ser
Naar frequentie 660

Werkwoord

viser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van vise

Zelfstandig naamwoord

viser

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van vise
Uitdrukkingen en gezegden
  • Det viser sig.
Het blijkt dat.

Frans

Uitspraak

Werkwoord

viser

  1. (spreektaal) kijken
  1. «Vise la nana qui passe!»
    Kijk eens naar de griet die daar voorbijkomt! [1]

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʋiːsəɾ /
Woordafbreking
  • vi·ser
Naar frequentie 686

Werkwoord

viser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van vise

Zelfstandig naamwoord

viser

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van vise

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈʋiːsəɾ /
Woordafbreking
  • vi·ser

Werkwoord

viser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van visa

Werkwoord

viser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van vise

Zelfstandig naamwoord

viser

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van vis
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

viser

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van vise
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.