virtuoos
Nederlands
Woordafbreking
- vir·tu·oos
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitblinker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | virtuoos | virtuozen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
virtuoos m
- iemand die een kunst technisch volmaakt beheerst
- Dus Igor, 't is wel spijtig maar jij wordt geen virtuoos.[2]
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | virtuoos | virtuozer | virtuoost |
verbogen | virtuoze | virtuozere | virtuooste |
partitief | virtuoos | virtuozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
virtuoos
- van de aard van, als van of door een virtuoos
Gangbaarheid
- Het woord virtuoos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'virtuoos' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.