videofilm
Nederlands
Woordafbreking
- vi·deo·film
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van video zn en film zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | videofilm | videofilms |
verkleinwoord | videofilmpje | videofilmpjes |
Zelfstandig naamwoord
videofilm m
- film gemaakt met een videocamera in plaats van een filmcamera
- Tijdens het proces werd ook een videofilm afgedraaid. G. staat daar naast een busje, waar hij net de Engelse grens mee is gepasseerd. De cameraman voorziet de video van vrolijk commentaar: ,,Daar is Frank, al jarenlang een hardwerkende jongen in de groenvoorziening. En zelfs hier laten ze ‘m gaan. Hep-ie weer mazzel. Ik ga ook bij de groenvoorziening: lam achter het stuur, drugs in de auto en je mag gewoon doorrijden”[1]
- RKC zal de campagne begin volgende week met een videofilm op de eigen website lanceren.[2]
- band waarop men een videofilm vastlegt
Synoniemen
- video, video-opname
Gangbaarheid
- Het woord videofilm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'videofilm' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia Koen Voskuil 06-05-17 Dode in Veluwemeer is ex van grote wietkweker
- Tubantia 10-01-17, Spelers RKC bezoeken supporters
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.