vesper
Nederlands
Woordafbreking
- ves·per
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorlaatste daggetijde van brevier’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vesper | vespers |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
- vesperbrood, vesperklok, vespertijd
Gangbaarheid
- Het woord vesper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vesper' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.