verwaarlozen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
verwaarlozen | verwaarlozend |
verwaarlozing | verwaarloosd |
Woordafbreking
- ver·waar·lo·zen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘veronachtzamen’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
- afgeleid van waarlozen met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwaarlozen |
verwaarloosde |
verwaarloosd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verwaarlozen
- overgankelijk iets niet de benodigde verzorging schenken
- Deze hond wordt verwaarloosd door zijn eigenaar.
- overgankelijk, (natuurkunde) een grootheid buiten beschouwing stellen omdat deze waarschijnlijk kleiner dan de meetfout is
- wederkerend zich niet verzorgen
Vertalingen
1. iets niet de benodigde verzorging schenken
1. zich niet verzorgen
Gangbaarheid
- Het woord verwaarlozen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verwaarlozen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.