verhoren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
verhoren | verhorend |
verhoor | verhoord |
Woordafbreking
- ver·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verhoren |
verhoorde |
verhoord |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verhoren
- overgankelijk iemand onderwerpen aan indringende vragen, met name over diens rol in strafbare handelingen
- Hij werd dagenlang verhoord door de politie.
Vertalingen
1. iemand onderwerpen aan indringende vragen, met name over diens rol in strafbare handelingen
Gangbaarheid
- Het woord verhoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verhoren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.