vereffening
Nederlands
Woordafbreking
- ver·ef·fe·ning
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling vereffenen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vereffening | vereffeningen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vereffening v [1]
- voldoen van een rekening
- Hesdy Gerges wil zaterdagavond in Ahoy een openstaande rekening vereffenen. Hij noemt de wedstrijd tegen Badr Hari ‘payback-time’ bij de weigh-in.[2]
- De verhuurder kreeg gelijk, maar de automobiliste liet niets van zich horen. Ze vertraagde bovendien procedures waarmee de verhuurder de rekening hoopte te vereffenen. Dat is overigens nog niet gebeurd, maar de auto is eindelijk weg en is geen eigendom meer van de vrouw die hem daar negen jaar geleden parkeerde.[3]
Verwante begrippen
- vereffeningscommissie
Gangbaarheid
- Het woord vereffening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vereffening' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 02 mrt. 2018 Hesdy Gerges: "Ik ga Badr Hari opnieuw laten opgeven'
- de Telegraaf 2 april 2018 Vrouw moet 28.000 euro parkeergeld betalen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.