ventilator

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·ti·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘toestel voor het ventileren’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
  • Naamwoord van handeling van ventileren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ventilator ventilatoren
ventilators
verkleinwoord ventilatortje ventilatortjes

Zelfstandig naamwoord

ventilator m [3]

  1. (werktuigbouwkunde) apparaat dat een ruimte frisser doet aanvoelen door het verwekken van een luchtstroom (meestal d.m.v. een draaiende schroef)
Synoniemen
Hyponiemen
  • afzuigventilator
  • centrifugaal-ventilator
  • dakventilator
  • handventilator
  • koelingventilator
  • koelventilator
  • laadruimventilator
  • machinekamerventilator
  • motorkoelingventilator
  • muurventilator
  • nokventilator
  • paddestoelventilator
  • persventilator
  • plafondventilator
  • raamventilator
  • ringventilator
  • ruimventilator
  • schachtventilator
  • schroefventilator
  • slingerventilator
  • tafelventilator
  • tunnelventilator
  • turboventilator
  • verwarmingsventilator
  • zwanenhalsventilator
Afgeleide begrippen
  • ventilatorblad, ventilatorkachel, ventilatorkap, ventilatorkop, ventilatormotor, ventilatorriem, ventilatorvoet
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ventilator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.