venter
Nederlands
Woordafbreking
- ven·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verkoper langs huis’ voor het eerst aangetroffen in 1819 [1]
- afgeleid van venten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | venter | venters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
venter m
- Tegenwoordig zie je niet zo veel venters meer in het straatbeeld.
Gangbaarheid
- Het woord venter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'venter' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Nynorsk
Woordafbreking
- ven·ter
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.