veekoek
Nederlands
Woordafbreking
- vee·koek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vee en koek [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veekoek | veekoeken |
verkleinwoord | veekoekje | veekoekjes |
Zelfstandig naamwoord
veekoek m [2]
- (veeteelt) koek van lijnzaden waaruit de olie is geperst
- Hij nam de veekoek en brak ze al in stukken.[3]
Verwante begrippen
- lijnkoek, lijnzaadkoek, oliekoek
Gangbaarheid
- Het woord 'veekoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'veekoek' herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.