vastberadenheid
Nederlands
Woordafbreking
- vast·be·ra·den·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van vastberaden met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vastberadenheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vastberadenheid v [1]
- zonder op besluiten terugkomend
- Op het bordje aan de voet van de boom schrijft de Society of European Affairs Professionals: *“Belangrijke kwesties moeten worden opgelost via discussie en besluitvorming, met vastberadenheid, geduld en toewijding. [2]
- Zijn bewegingen zijn resoluut, zijn kin is hoog geheven. Wat Albert vooral ziet, is de heldere en directe blik van de luitenant. Een en al vastberadenheid. Opeens wordt hem alles duidelijk, alles. [3]
Gangbaarheid
- Het woord vastberadenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vastberadenheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- https://commons.wikimedia.org/wiki/File:LobbyboomBrusselIMG2092.jpg
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.