vapeur
Nederlands
Woordafbreking
- va·peur
Zelfstandig naamwoord
vapeur m
- "Verontschuldig mijn onaangediend bezoek", sprak de edelman met zwakke stem. "Ik voel echter een vapeur aankomen... Een glaasje water is alles wat ik vraag." [3]
- (medisch) opvlieger, onprettig warm gevoel waar vrouwen in de overgang soms bij vlagen last van hebben
- Ik ben er wel zeker van dat tante Agaath terstond een vapeur gekregen zou hebben als ze had geweten dat anno 1978 farmaceutische heren een pil uitvonden om bruin te worden. [4]
- (verouderd) (België) stoomtrein, spoortrein
- Als ik den eersten keer den vapeur zag komen aangestormd ('t was op onze gewezen Vrijdagmarkt te Brugge), hewel, ik mag u verzekeren dat er mij iets door en door mijn lichaam kroop, gelijk een soort van godvreezende schrik! [5]
- (veeteelt) (België) rail waarlangs of wagentje waarop de koeketel om 's winters het veevoer in op te warmen, naar de stal werd gereden
- Op een schilderij van A. Koekkoek uit de jaren 1920, dat bij familie bewaard is, is die haard afgebeeld voorzien van een z.g. “vapeur”, een richel door middel waarvan de koeketel, hangend aan een vijshaal, via een deur naar de dieren kon worden verschoven (…). [6]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vapeur | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
vapeur o
- mousseline, fijn, dun weefsel van katoen
- Vapeur, een weefsel, fijner dan mousselin, en iets losser, uit garen van No. 120-220, met 3000 à 4000 scheringdraden op een el. [7]
Gangbaarheid
- Het woord vapeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vapeur' herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Toonder, M. "Tom Poes en de Erfpachter" afl. 7082 in: Provinciale Zeeuwse Courant jrg. 245 nr. 107 (6 mei 2002); p. 2 kol. 3/4; geraadpleegd 2018-10-21
- Rijsdijk, M. van "Slikken maar" in: Trouw jrg. 36 nr. 10378 (20 februari 1978); p. 6 kol. 4; geraadpleegd 2018-10-21
- Gezelle, G. (eds. A. De Vos & P. Couttenier) Poëzie en proza. (2002) Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 90 351 2015 9; p. 318; geraadpleegd 2018-10-21
- Boone, J. "’s Gravenhoeve, Hazenpad 2 te Merksplas, ook “de Groote Hoef” genaamd" in: Erfgoed Hoogstraten – Nieuwsbrief (April 2009); p. 8; geraadpleegd 2018-10-21
- Nederlandsch handelsmagazijn, of algemeen zamenvattend woordenboek voor handel en nijverheid deel 1 (1843) gebr. Diederichs, Amsterdam; p. 594; geraadpleegd 2018-10-21
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
vapeur | la vapeur | vapeurs | les vapeurs |
Afgeleide begrippen
- à vapeur, bain à vapeur, locomotive à vapeur, machine à vapeur, vaporisation
Uitdrukkingen en gezegden
- à tout vapeur
in volle vaart
- cheval-vapeur (CV)
paardenkracht (pk)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.