vangst
Nederlands
Woordafbreking
- vangst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het vangen’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1]
- Naamwoord van handeling van vangen met het achtervoegsel -st [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vangst | vangsten |
verkleinwoord | vangstje | vangstjes |
Zelfstandig naamwoord
vangst v
- het vangen van iets
- De vangst van vis is erg zwaar werk.
- het gevangene, het resultaat van het vangen
- De vangst van de jacht van dit jaar was minder dan die van vorig jaar.
Hyponiemen
- bijvangst, garnalenvangst, haringvangst, hasjvangst, heroïnevangst, recordvangst, robbenvangst, visvangst, vogelvangst, walvisvangst, zalmvangst
Afgeleide begrippen
- vangstbeperking, vangstverbod
Gangbaarheid
- Het woord vangst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vangst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.