vagebond

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ge·bond
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘landloper’ voor het eerst aangetroffen in 1536 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vagebond vagebonden
verkleinwoord vagebondje vagebondjes

Zelfstandig naamwoord

vagebond m [3]

  1. iemand die niet beschikt over een vaste woonplaats
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • vagebondenhuid, vagebondhuid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vagebond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.