urbanisatie
Nederlands
Woordafbreking
- ur·ba·ni·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verstedelijking’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- Naamwoord van handeling van urbaniseren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | urbanisatie | urbanisaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
urbanisatie v
- een trek van de landelijke gebieden naar de stad, verstedelijking
- De urbanisatie nam in dat land toe.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- urbanisatieproces
Vertalingen
1. een trek van de landelijke gebieden naar de stad
Gangbaarheid
- Het woord urbanisatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urbanisatie' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.