uitwissen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·wis·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en wissen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitwissen |
wiste uit |
uitgewist |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitwissen [1]
- overgankelijk (al dan niet door vegen) laten verdwijnen
- ik heb de gegevens op mijn computer uitgewist
- Het spel was, zoals zo vaak dit seizoen, niet om aan te zien. Maar wat maakte het uiteindelijk uit. De schaamte van een jaar geleden is uitgewist. Het publiek, dat bijkans gek werd van de spanning, juichte twee keer uitbundig. En dat was bij de 1-0 en 2-0 van Jong PSV. [2]
Gangbaarheid
- Het woord uitwissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitwissen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Leon ten Voorde 22-04-19 FC Twente heeft de titel binnen na remise
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.