uitwissen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wis·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwissen
wiste uit
uitgewist
zwak -t volledig

Werkwoord

uitwissen [1]

  1. overgankelijk (al dan niet door vegen) laten verdwijnen
    • ik heb de gegevens op mijn computer uitgewist 
    • Het spel was, zoals zo vaak dit seizoen, niet om aan te zien. Maar wat maakte het uiteindelijk uit. De schaamte van een jaar geleden is uitgewist. Het publiek, dat bijkans gek werd van de spanning, juichte twee keer uitbundig. En dat was bij de 1-0 en 2-0 van Jong PSV. [2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitwissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.