uitweg
Nederlands
Woordafbreking
- uit·weg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en weg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitweg | uitwegen |
verkleinwoord | uitwegje uitweggetje |
uitwegjes uitweggetjes |
Zelfstandig naamwoord
uitweg v/m
- een weg die leidt uit een omsloten ruimte
- Het verzakte stuk omheining bood het vee een uitweg uit de weide.
- overdrachtelijk een manier om uit een benarde situatie te geraken
- Door zijn grote schulden zag hij gewoon geen uitweg meer.
Gangbaarheid
- Het woord uitweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitweg' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.