uitweg

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitweg uitwegen
verkleinwoord uitwegje
uitweggetje
uitwegjes
uitweggetjes

Zelfstandig naamwoord

uitweg v/m

  1. een weg die leidt uit een omsloten ruimte
    • Het verzakte stuk omheining bood het vee een uitweg uit de weide. 
  1. overdrachtelijk een manier om uit een benarde situatie te geraken
    • Door zijn grote schulden zag hij gewoon geen uitweg meer. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.