uitslepen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitslepen
sleepte uit
uitgesleept
zwak -t volledig

Werkwoord

uitslepen

  1. iets naar buiten slepen.
  2. iets weten te bemachtigen

Werkwoord

vervoeging van
uitslijpen

uitslepen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitslijpen
    • ...dat wij uitslepen. 
    • ...dat jullie uitslepen. 
    • ...dat zij uitslepen. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitslepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.