uitslepen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en slepen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitslepen |
sleepte uit |
uitgesleept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitslepen
- iets naar buiten slepen.
- iets weten te bemachtigen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitslijpen |
uitslepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitslijpen
- ...dat wij uitslepen.
- ...dat jullie uitslepen.
- ...dat zij uitslepen.
- ...dat wij uitslepen.
Gangbaarheid
- Het woord uitslepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitslepen' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.