uitrukken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ruk·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitrukken
rukte uit
uitgerukt
zwak -t volledig

Werkwoord

uitrukken

  1. overgankelijk door snel te trekken losmaken
    • In het ongeluk werd zijn ene arm finaal uitgerukt en hij stierf ter plekke. 
  1. ergatief massaal de gewoonlijke standplaats verlaten
    • De gehele politiemacht was uitgerukt om het oproer te beteugelen. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitrukken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.