tweekleppig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·klep·pig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van twee en klep met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tweekleppig
verbogen tweekleppige
partitief tweekleppigs

Bijvoeglijk naamwoord

tweekleppig [1] [2]

  1. (weekdieren) (van sommige weekdieren of van het weekdier zelf) tweeschalig
  2. twee kleppen bezittend
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord tweekleppig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.