tutoyeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·toy·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met ‘je’ aanspreken, jijjouwen’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • afgeleid van het Franse tutoyer (van tu = jij en toi = jou) met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tutoyeren
tutoyeerde
getutoyeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

tutoyeren

  1. wederkerig elkaar met jij en jou aanspreken
    • Zij tutoyeerden elkaar al jaren. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tutoyeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.