tutoyeren
Nederlands
Woordafbreking
- tu·toy·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met ‘je’ aanspreken, jijjouwen’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
- afgeleid van het Franse tutoyer (van tu = jij en toi = jou) met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tutoyeren |
tutoyeerde |
getutoyeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
tutoyeren
- wederkerig elkaar met jij en jou aanspreken
- Zij tutoyeerden elkaar al jaren.
Gangbaarheid
- Het woord tutoyeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tutoyeren' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.