turner
Nederlands
![](../I/m/Gymnast_(2968260843).jpg)
turner
Woordafbreking
- tur·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | turner | turners |
verkleinwoord | turnertje | turnertjes |
Zelfstandig naamwoord
turner m [1]
- (sport) iemand die de turnsport beoefend
- Bram Verhofstad heeft zich geplaatst voor de finale op vloer. De 22-jarige turner kwam tot een score van 14.033 en zette daarmee de tweede score neer. Op ringen wist Verhofstad de finale niet te halen met een score van 12.200 en een zeventiende plek. Boudewijn de Vries kon zich met een score van 12.866 (zestiende) niet plaatsen voor de finale op voltige. Beide turners komen vrijdag nog uit op rek.[2]
- Toen alle grappen waren gemaakt over Epke Zonderhand (de Eenarmige Bandiet, Superman) ging het over de werkelijke waarde van het WK-optreden van de Nederlandse turner. Epke Zonderland was, ondanks zijn reuzenzwaai aan één arm, vicewereldkampioen rekstokturnen geworden, een status die hij ook in 2009 en 2010 genoot.[3]
Gangbaarheid
- Het woord turner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'turner' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 23 november 2017
- Volkskrant John Volkers 10 oktober 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.