trouwkoets
Nederlands
Woordafbreking
- trouw·koets
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouwen ww en koets zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwkoets | trouwkoetsen |
verkleinwoord | trouwkoetsje | trouwkoetsjes |
Zelfstandig naamwoord
trouwkoets v/m [1]
- koets waarin het bruidspaar zit als deel van de trouwstoet
- Ter gelegenheid van de gouden bruiloft is de trouwkoets uit 1967 nog tot en juni te bezichtigen in het Koetshuis van Paleis Het Loo in Apeldoorn.[2]
- Via de webcam op het Ei van Ko is inderdaad om klokslag 13.00 uur een prachtige witte trouwkoets te zien, waar een bruid in een even witte jurk uitstapt om te gaan trouwen met haar bruidegom. "Een huwelijk neemt ongeveer een half uur in beslag, het is druk vandaag. Het aantal van 22 is dan ook het maximale wat we aankunnen."[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'trouwkoets' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 10 jan. 2017
- Tubantia Bjorn Weinreder 07-JULI-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.