troel
Nederlands
Woordafbreking
- troel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘benaming voor een vrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
- uit ht Fries ? [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troel | troelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
troel v [3]
- vrouw of meisje in het algemeen
- (pejoratief) vrouw of meisje dat je niet leuk vind
- liefkozend woordje voor een vrouw
Gangbaarheid
- Het woord troel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'troel' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.